Onder de vlag van een coöperatieve en in naam van de deeleconomie een rechtse koers varen als een liberale guerrilla op links terrein? Schijnwerkgever SMart wil er marktleider in zijn. Na een analyse van de foute flex en het lichtzinnig jongleren met progressieve taal, focust deel 3 op het investeren in de juiste vrienden. Lobbywerk, een deeleconomie in populariteit en perceptie zeg maar. SMart omringt zich met strijdbare, solidaire krachten en wil symbolisch kapitaal uitwisselen met partijen die eveneens p2p-newspeak als lokeend gebruiken.
Hoewel je veel kritiek op SMart kan geven, zowel op de spreidstand tussen woord en daad (zie deel 1) als op de tegenspraak in het opgevoerde marktkraamverhaal (zie deel 2), moet je het SMart wel aangeven: de witwasserij werkt. Ze zoeken actief samenwerking op met belangenbehartigers en internationale vakbonden om zich met goed gezelschap te omringen. Ook progressieve opiniemakers kunnen steevast op uitnodigingen rekenen. Want zo verkeerd kan je toch niet zijn, met al die goeie contacten?
Bij de algemene oprichtingsvergadering Let’s Coop! van de SMart-cooperatie kreeg Meyrem Almaci (Groen) een zitje op het podium, naast Michel Bauwens. Het lijkt wel een opbod in goeie bedoelingen. Groen is al langer op zoek naar haar eigen partijpolitiek middenveld en denkt dat blijkbaar via SMart te kunnen vinden: in een antwoord van Almaci op enkele vragen van schrijver Jeroen Olyslaegers omschreef de partijvoorzitter SMart als één van de ‘groene ondernemers’ die de wereld gaan verbeteren.
Die tekst kwam nota bene online op dezelfde dag dat Almaci een acte de présence gaf op de nieuwjaarsreceptie van ACOD, de algemene centrale van de openbare diensten van de socialistische vakbond. Over spreidstanden gesproken.
Het publieke versus de commons?
Het Gentse kartel Spa-Groen is onderling in een strijd gewikkeld om de diensten van SMart-marketeer Michael Bauwens naar zich toe te kunnen trekken.[1] Die mag in Gent onder de vlag van de commons in aanloop van de volgende verkiezingen een stadsproject uitwerken.
Nu recent de Gentse graaicultuur rond de intercommunales – Publifin, Publipart, PubliLec – uitlekte en er een 'Publi'-p2p-netwerk aan het licht kwam van beleidspolitici die elkaar het hand boven het hoofd hielden om onderling zitpenningen te kunnen verdelen, zal Bauwens angstvallig om menig heet vuurtje heen moeten fietsen.
De partijideoloog van Groen, Dirk Holemans (tevens bestuurder bij PubliLec, de moederholding van Publipart) schuift in maart naast Bauwens aan op een event van SMart: How to Coop the Internet Economy? Holemans neemt al langer ideeën van Bauwens over om problematische partijstandpunten een progressieve draai te geven.
Als alternatief voor het idee van privaat-publieke samenwerking pleit Bauwens bijvoorbeeld voor wat dan een ’publiek-commonssamenwerking’ heet.[2] De commons staan hier weliswaar duidelijk niet aan de kant van het publieke – of beter: de idee van de commons wordt hier tegen onze publieke commons in gebruikt – en dienen als vervanging voor ‘het private’.
Een maskerade, want coöperatieven zijn natuurlijk ook privaat qua statuut, dikwijls met een commerciële en winstgerichte drive. Ernst & Young consultants, GDF SUEZ management, P&V verzekeringen en Eandis (waar Optima-sjoemelaar Geert Versnick van Open VLD tot 2013 voorzitter was) zijn bijvoorbeeld ook cvba’s. Wat cultuur betreft: neem bijvoorbeeld producent Music Hall die de coöperatieve Music Rainbows oprichtte om geld van het grote publiek door te sluizen naar hun commerciële activiteiten.
Uiteraard zijn burgercoöperatieven waardevol en is dat iets dat we als gemeenschap mee moeten faciliteren, tegen het louter commercieel initiatief in. Maar wat Bauwens bedoelt, is dat onze overheid een stap terug moeten zetten en een ‘partnerstaat’ moet worden van coöperatieve initiatieven.
Dat moet dan als een garantie voor de individuele vrijheid begrepen worden, alsof publieke diensten zoals openbaar vervoer, scholen, bibliotheken, musea, enzovoort, niet tot doel zouden hebben om ons dagdagelijks leven van een kwalitatieve meerwaarde te voorzien, die ons als mens emancipeert en vrij maakt. Waarom zouden ‘participatie’ en ‘inclusie’ en diens meer, hier niet van tel zijn?
Maar nee, ‘de burger’, zo klinkt het dan, zal wel zelf instaan voor de productie, het reguleren van de markt, de openbare veiligheid en het algemeen belang. U denkt er het neoliberale gedachtegoed van de Nederlandse ‘participatiesamenleving’ en ‘Big Society’ uit de UK op de achtergrond maar zelf even bij.
Hier klinkt tevens een echo van de burgermanifesten van Guy Verhofstadt (Open Vld) uit de jaren 1990 die in naam van ‘de burger’ en ‘de democratie’ een afbouw van de overheid en het georganiseerde middenveld beoogde, ten voordele van een consumenten-individualisme en een marktconforme verdeel-en-heers.
De derde weg, tegen de sociale welvaartstaat in
Desondanks neemt Holemans dat idee van de publieke-commonssamenwerking over in zijn nieuwe boek.[3] In haar verkiezingsprogramma 2014 was Groen weliswaar al wat kritischer voor de escalerende kosten en het gebrek aan democratische controle van privaat-publieke samenwerkingen, toch als het op electoraal gevoelige megaprojecten als Oosterweel aankomt. De overheid als melkkoe, daar blijft ‘de burger’ als belastingbetaler natuurlijk niet intrappen.
Maar Groen pleitte toch weer voor ‘kleine’ PPS, zoals bij renovatie of nieuwbouwprojecten. Blijkbaar had de partij nog onvoldoende lessen getrokken uit de eigen beleidservaring. Als burgemeester van Mortsel koos Ingrid Pira (Groen) veelvuldig voor PPS. Zo kwam er de veel te grote ondergrondse parkeergarage onder het dorpsplein, die op aansturen van de winstgerichte private partner een extra bouwlaag kreeg. Pira tekende voor een uitkoopformule na 5 jaar voor 10 miljoen euro.
Eigenlijk gaat het om een lening die niet in de boekhouding op lange termijn is opgenomen. Dat bedrag is drie maal zo groot als het jaarlijkse buitengewoon investeringsbudget van Mortsel. Het hypothekeert niet alleen dat budget en dus het toekomstige democratische beleid, de garage staat ook grotendeels leeg. Maar de investeerder kan wel langs de kassa.
Als het over ideologie gaat, blijft Groen evenwel kunstmatig op zoek naar haar eigen derde weg, ‘niet links of rechts maar averechts’, om toch maar een eigen verhaal te hebben als electorale benchmarking ten opzichte van andere progressieve partijen, en Holemans meent die nu gevonden te hebben in het idee van publiek-coöperatieve samenwerking. Logisch dat dit voor SMart als muziek in de oren klinkt.
Coöperatieven zijn op zich natuurlijk dikwijls een waardevol idee. Maar Groen wil verder gaan en daar beginnen de problemen: er moet systematisch steun gaan naar deze private initiatieven die dikwijls vaag van opzet zijn, de publieke instellingen moeten opgesteld worden voor ‘samenwerking’ met deze private partners, wat dat ook mag betekenen, en de overheid wil dit bovendien ook nog eens faciliteren, ten koste van inspanningen die gaan naar de uitbouw van autonome publieke instellingen.
Dit gaat duidelijk om een vermarktingsbeleid-met-een-menselijk-gelaat op conto van de publieke sector, die doorheen de jaren met zoveel zorg en gemeenschapsgeld is opgebouwd. Dat komt dus neer op een liberale koers waarvan SMart maar al te graag mee het kompas wil zijn.
Homo cooperans-flex
De inzet? De eigendomsverhoudingen in onze samenleving en het collectieve draagvlak van alle burgers samen. In ideologisch opzicht zit er immers een dodelijke koprol aan dat hippe idee van de ‘homo cooperans’ à la Bauwens: het is een oproep tot méér samenwerking die dan wel wordt afgezet tegen de solidaire krachten die we doorheen decennia samen hebben opgebouwd.
Het onderliggende probleem is dat Bauwens vertrekt van een simplistische driedeling: staat, markt en commons. Echter, in realiteit zijn de (nieuwe) commons in veel gevallen een onderdeel van de markt. En als het echt om niet-commerciële burgerinitiatieven gaat, zijn het doorgaans structuren die maar mogelijk zijn binnen een samenleving waarin de overheid voldoende sociale bescherming en publieke diensten aanbiedt en ondersteunende vzw’s subsidieert, zodat burgers effectief de mogelijkheid krijgen om als vrijwilliger hun tijd en energie in deze initiatieven te investeren.
Een pleidooi voor de afbouw van overheid zogenaamd in het belang van de commons, komt bijgevolg neer op een ondergraven van de mogelijkheidsvoorwaarden van diezelfde commons. Publieke diensten? Die moeten plaatsmaken voor nieuwe initiatieven van jonge en nieuwe clubjes van gelijkgezinden die zelf initiatief nemen onder de vlag van de ‘p2p-community’.
Alsof de maatschappij zelf geen ‘community’ meer is en vakbonden geen burgerbewegingen meer zijn. Die deel-initiatieven zijn in veel gevallen natuurlijk prima, maar waarom worden ze in stelling gebracht tégen onze overheid en de bestaande openbare dienstverlening in die in onze handen zijn? In het geval van SMart is het evidente antwoord natuurlijk: in het belang van macht en marktaandeel.
We wezen er in deel 2 al op: het idee van de ‘autonome werker’ is in hetzelfde bedje ziek omdat het met vergelijkbare inconsistentie kampt. Werknemers zouden vanwege hun statuut onvrij zijn. ‘Te rigide, te gecentraliseerd, kortom ‘old school’’, klinkt het bij SMart.
We zijn uiteraard allemaal liever ‘onze eigen baas’. Maar die vrijheid ga je dan bekomen door beschermde statuten waarvoor een historische strijd werd geleverd op de helling te zetten? Met als voorspelbaar resultaat een context van méér individualisme en versnippering. Dan sta je daar, mooi alleen met je flexibiliteit en vrijheid, als speelbal van de machtsverhoudingen.
Geen vast uurrooster, vrijheid? Vandaag te horen krijgen hoe je dag er morgen zal uitzien? Hoe moet je dan een familiaal of sociaal leven opbouwen? Een capitulerende Calvo (Groen) verklaarde onlangs in het zakenblad Trends dat flexjobs een opstapje zijn naar vast werk. Een studie van de OESO toonde echter aan dat precaire statuten net ‘een valstrik’ zijn, geen opstapje.
SMart is zo’n mooi voorbeeld van links lullen en rechts vullen. Immers, biedt deze werkgever zijn leden dan zelf enig vooruitzicht op een vast contract of loonsverhoging na jaren dienst? Nog: volgens een eigen studie van SMart verdient een vrouw bij hen gemiddeld 12 euro bruto per dag minder dan een man, een verschil van bijna 10 procent.[4] Samenwerken en delen? Wat zouden Bauwens en Almaci daarvan vinden?
Homo cooperans versus homo communis
Kortom, in naam van ‘de samenwerking’ maak je zo, bewust of onbewust, een breekpunt van de structurele solidariteit. ‘Autonomie’ is dan een middel om het tegenovergestelde te bereiken: horigheid. Waar er sociale bescherming was, rukt het Wilde Westen van het precariaat op, en daar zijn wij allemaal de dupe van. Bij werkgeversorganisaties en liberale politici vind je voor dergelijke pseudo-progressieve cosmetica die een anti-overheid verhaal maskeert natuurlijk meteen een partner om zaken te doen.
Je zou dan kunnen beweren dat je zo, via de newspeak van SMart, een common ground hebt gevonden tussen ‘rechts’ en ‘links’ en belangen kan ’sharen’. Het toont eerder hoe oppervlakkig het p2p-discours kan zijn alsook het gebrek aan diepgang van sommige politici met een eigengereide nieuwlinkse profileringsdrang. Door het geflirt met SMart wordt dan pijnlijk duidelijk dat het niet zozeer om waarden en principes gaat, maar dan toch vooral om populariteit en perceptie.
Om tegenover dat schijnbare onschuldige idee van de ‘homo cooperans’ dan ook maar eens een hapklaar en trendy woordje te plaatsen: wat we nodig hebben, is de ‘homo communis’. Dat is een mens die beseft dat je als individu maar vrij kan zijn mits er collectieve garanties zijn.
Wie vrijheid voor iedereen wil, weet dat gelijkheid en solidariteit simpelweg noodzakelijk zijn. Alleen zo kan je samen een draagvlak uitbouwen voor een degelijk sociaaleconomisch statuut voor ons allen en een maatschappelijke dienstverlening voor en door iedereen.
We moeten samen de waarde verdedigen van een collectieve besluitvorming over de verdeling van de middelen en de organisatie van onze maatschappij, op basis van de democratisch gedefinieerde noden.
Daar moet de overheid vervolgens in alle transparantie en in permanent overleg aan tegemoet komen. Alleen in zo’n samenleving kan individuele vrijheid tot z’n recht komen. De verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt in naam van de autonomie, leidt enkel tot het tegendeel.
Een doe-en-deel-democratie is een schitterend idee, maar vanwaar toch die aanhoudende misvatting dat dit iets anders zou zijn dan een sociaal systeem waar materiële distributie publiek en planmatig verloopt op basis van noden?
Eerder dan onze arbeidsreglementering te willen vertimmeren, kunnen we beter inzetten op een sociaalecologische transitie van onze economie. En dan vooral op de machtsverhoudingen ervan. Dat zou pas ‘smart’ zijn: geen idealisme dat tevergeefs hoopt op wat meer ethiek binnen de markt, maar een duurzame verandering in de materiële condities van de wijze waarop wij onze samenleving organiseren.
Want het is echt wel mogelijk, noodzakelijk en ook hoogdringend dat we een sterke en duurzame, democratisch economie uitbouwen. Zo is er meteen genoeg om te delen, voor iedereen.
Dit artikel werd geschreven door Ine Hermans en Robrecht Vanderbeeken en verscheen eerder op dewereldmorgen.be.
Ter info: gespreksavond VerDEELen heers op 8 maart, 19u, Brussel.
[1] Elio Di Rupo (PS) liet zich eveneens strikken voor een promotekst: ‘de toekomst van SMart’ om de marketing van SMart wat mee te smeren. Het feit dat SMart in zijn beginjaren zo groot is kunnen worden in Wallonië, legt overigens een grote verantwoordelijkheid bij de PS.
[2] Ook Sp.a-voorzitter John Crombez wil niet achterblijven en nam het idee van een publiek-commonssamenwerking van Bauwens over in zijn recente boekje Ctrl+Alt+Delete. Eerlijker is beter. Van een specialist in sociale en fiscale fraude mag je verwachten dat hij kan anticiperen op de nadelige gevolgen van zo’n constructies. Die analyse zal iets voor zijn volgende boekje zijn?
[3] Een kritische bespreking van Vrijheid en zekerheid (EPO, 2016) bleef ondanks menig pleidooi voor een open debatcultuur in dat boek zonder repliek.
[4] SMart, ‘Tijdelijke werkkrachten in de kunstsector’, 2008.