Vele artiesten leven van opdracht tot opdracht. De productie waar bijvoorbeeld een toneelspeler aan meedoet is nu eenmaal tijdelijk. De contracten zijn kort en beperkt tot de periode dat ze aan de slag gaan. In de periode tussen twee opdrachten is de artiest werkloos: veel zekerheid vind je in zo’n systeem dus niet. Op dit moment is het voor wie in de kunsten werkt bovendien moeilijk om toegang te krijgen tot werkloosheidsuitkeringen. Toegegeven, artiesten kunnen aanspraak maken op een bijzondere regeling, maar de drempels zijn aanzienlijk en de administratieve last torenhoog. Het resultaat is dat nog teveel mensen in de kunsten niet op degelijke sociale bescherming kunnen rekenen.
Minister Frank Vandenbroucke (Vooruit) heeft dat ook begrepen en werpt zich op als de voornaamste initiatiefnemer van een hervorming. Er ligt nu een wetsontwerp klaar voor advies. Dat de federale regering werk wil maken van betere sociale bescherming vinden we een goede zaak. We vrezen echter dat de hervorming een vergiftigd geschenk is voor de sector.
De hervorming kiest voor een ruimere omschrijving van het begrip kunstwerker. Dat lijkt een mooi gebaar voor de kunstensector, maar is ook gevaarlijk. De kunstwerker zal gemakkelijker kunnen toetreden tot de werkloosheid. In een sector waar de middelen zo beperkt zijn, zullen organisaties noodgedwongen op zoek gaan naar manieren om hun producties zo goedkoop mogelijk te organiseren. Als een organisatie een kunstwerker niet voor langere periodes in dienst moet nemen, zullen ze niet twijfelen om dat te doen. Door de voorgestelde hervorming riskeren kunstwerkers meer dagen werkloosheid en minder tewerkstelling. Dat moeten we ten alle koste vermijden. Het wordt cruciaal om goed af te bakenen wie de bijzondere regeling nodig heeft en wie niet.
Tussen de opdrachten door moeten de kunstenaars vlotter dan nu het geval is toegang hebben tot een volwaardig vervangingsinkomen. Toch merken we heel wat onzorgvuldigheid in de hervorming. Als we kijken naar welke, veelgebruikte, vormen van vergoeding allemaal kunnen gecumuleerd worden met het vervangingsinkomen. In heel veel gevallen kunnen inkomsten van opdrachten gewoon gecombineerd worden met een uitkering. Daar komen nog ruime vergoedingen van auteursrechten bovenop.
Hoewel het de intentie leek om de toegang tot de sociale zekerheid te vereenvoudigen, lijkt de hervorming nu naar een basisinkomen voor artiesten te gaan. Wij kiezen voor een sterke sociale zekerheid, die de periodes tussen arbeid correct vergoed. Wij kiezen niet voor een basisinkomen waar inkomsten én uitkeringen in vele gevallen zomaar bij opgeteld kunnen worden. In de hervorming gaan de normale principes van het vervangingsinkomen helemaal op de schop. Dat is niet onze keuze en niet de keuze van de kunstenaars zelf. Liefst van al willen kunstenaars een correcte vergoeding krijgen voor hun artistiek werk.
De sector vraagt daarom al jaren om een betere financiering. Er zijn in de eerste plaats meer middelen nodig voor cultuurorganisaties, kunstenaars en collectieven. Zo kan er afgestapt worden van de vele korte contracten en kunnen de cultuurwerkers eindelijk beter verloond worden. Niet alleen ontbreken op vandaag die middelen, Vlaanderen bespaart lustig verder.
Een hervorming is welkom, maar laat ons zorgen dat het ineens goed zit. Wij willen structurele oplossingen voor een sector die het de afgelopen jaren verdomd hard te verduren heeft gekregen. Dat zijn we hen verschuldigd. Niet?
Tijs Hostyn
Sectorverantwoordelijke cultuur (ACV Puls)