Van alle mensen die creatief werk leveren zijn kunstenaars het meest afhankelijk van hun auteursrecht. Je leest het goed: 'hun' auteursrecht. Het recht komt immers in de eerste plaats aan hen toe. De exploitatie aan iemand anders overdragen moet altijd schriftelijk en expliciet gebeuren. Bovendien moet die overeenkomst ‘restrictief’ of beperkend worden geïnterpreteerd. Ze zegt dus niets over andere of toekomstige exploitatievormen.
Een auteursrechtelijk beschermd werk moet aan twee voorwaarden voldoen, namelijk een vereiste van vormgeving en een vereiste van originaliteit. Een kunstenaar kan zich dus niet beroepen op een bepaalde techniek, zelfs niet als hij deze techniek als eerste gebruikt heeft. Het moet ook gaan om een product dat zintuiglijk kan waargenomen worden.
Wanneer er geldgewin mee gemoeid is, komen vaak ‘zakenmensen’ en ‘managers’ op de proppen die de eigendomsrechten claimen om er zakelijk voordeel uit te halen. Het ‘intellectueel eigendomsrecht’ regelt de eigendomsrechten op creaties en bepaalt een gedragscode. In functie van de aard van de creatie bestaan er verschillende stelsels. In veel gevallen, maar niet altijd, is de ontwerper de eerste rechthebbende.
Er bestaan verschillende stelsels van intellectueel eigendomsrecht:
- Merken
- Computerprogramma’s
- Tekeningen en modellen
- Topografieën van halfgeleidersystemen
- Uitvindingen
- Kweekproducten
- Letterkunde of kunst
- Databanken
- Naburige rechten uitvoerende kunstenaars en producenten van platen en films
In essentie verleent het auteursrecht een ‘moreel recht’ en een ‘vermogensrecht’. Het eerste is strikt persoonlijk (= niet overdraagbaar) en erkent de betrokken persoon als ontwerper. Het tweede geeft de eigenaar van het recht de kans om zijn creatie economisch te verzilveren en is overdraagbaar.
In het geval van creatieve werknemers, raken twee rechtsgebieden elkaar: het intellectueel eigendomsrecht en het arbeidsrecht. Het eerste heeft een economische doelstelling (marktregulering), het tweede een sociale (evenwicht in de machtsverhouding tussen werkgever en werknemer). Beiden ontstonden en evolueerden los van elkaar en schuiven daardoor niet naadloos in elkaar over, waardoor de positie van de creatieve werknemer in veel gevallen onduidelijk is.
Het arbeidsrecht gaat ervan uit dat de werknemer, als tegenprestatie voor geleverde arbeid onder het gezag van de werkgever, loon ontvangt. Toch is het niet altijd zo dat elke “vrucht van de arbeid”, ook het auteursrechtelijk beschermd werk, automatisch en in de eerste plaats aan de werkgever toekomt. Vaak zal de werkgever als afgeleide rechthebbende over een rechtsgeldig overdrachtsbewijs moet beschikken om het economisch voordeel te kunnen verzilveren.
De vakbond kan met de werkgevers een collectief kader overleggen. Maar die afspraken doen geen afbreuk aan de wetgeving die stelt dat de overdracht ook individueel en schriftelijk moet vastgelegd worden en dat de overdracht in beperkende zin moet gelezen worden.